Deel 1: Psychiatrie is dodelijke kwakzalverij

Na de eerste introductie van de contouren van de politieke organisatie, is het tijd om in te gaan op delen van het politieke programma. Als eerste wil ik aantekenen, dat de (forensische) psychiatrie een vorm van zeer lucratieve kwakzalverij en regelrechte oplichting is. Als aanrader om meer te weten komen over deze vorm van kwakzalverij, raad ik dit filmpje met veel tekst en uitleg aan een ieder als eerste aan om te bekijken:

De afgelopen jaren ben ik tegen mijn wil regelmatig in contact gekomen met deze kwakzalverij business en de voornaamste kwakzalvers: de psychiaters. Deze kwakzalvers en psychiaters zijn nog behoorlijk goed in zich opdringen, hetgeen bijvoorbeeld onderstaande beelden bewijzen:

De zaak Karel Bagchus:

Meer info:

http://nicovandenham2.blogspot.be/2014/02/psychiater-van-de-ggd-amsterdam-tracht.html

 

De zaak Nico van den Ham nader uitgelegd:

http://www.wilnu.nu/index.php/lezen-kijken/dossiers/20-nico-van-der-ham

http://nicovandenham2.blogspot.be/2015/11/ggd-herman-plas-zit-nico-van-den-ham.html

http://nicovandenham2.blogspot.be/2014/10/elk-jaar-plegen-700-ggz-clienten.html

Bron: http://medestandersblognicovandenham.blogspot.be/2014/09/psychiater-verzoekt-nico-van-den-ham.html

“WONINGCORPORATIE STADGENOOT STUURT VOOR 6e KEER PSYCHIATERS OP NICO VAN DEN HAM AF…”

Bron:   http://nicovandenham.blogspot.be/2014/08/woningcorporatie-stadgenoot-stuurt-voor.html

Bron: http://nicovandenham2.blogspot.be/2015/11/ggd-herman-plas-zit-nico-van-den-ham.html

Ook in mijn geval hebben zich een psychiater, meestal vergezeld van een psycholoog meerdere malen mij lastig gevallen met idiote gesprekken, idiote vragen en nog erger totaal uit de duim gezogen “diagnoses”, vaak beargumenteerd met complete quatsch, valse beschuldigingen en (valse) leugens. Door mijn eerste onbekendheid met het kwakzalverij fenomeen “de psychiatrie” is het destijds in 2009, trouwens wel na maandenlang de zaken uit te lokken, hetgeen juridisch verboden is mij voor een half jaar opeens in een BOPZ te drukken, waarbij ik om circa 6 uur of 7 uur in de ochtend na een avond / nachtdienst op mijn werk uit mijn bed te bellen via de huisbel en vervolgens onrechtmatig te arresteren vanwege “bedreiging” en “stalking” van mijn eigen (ex-)broertjes Marcel Lensink en Patrick Lensink, die daarvoor zijn benaderd en gemanipuleerd door politie en justitie.

Dat ik nog steeds niet verlost ben van deze kwakzalverij branche, terwijl ik toch in 2009 “succesvol” was behandeld voor “benadelingswaan” en “achterdocht”, volgens een bericht van een psychiater van mijn huisarts, waarvan ik destijds niet eens van op de hoogte ben gesteld, is schandalig te noemen. Genoeg reden dan ook om er nog eens een artikel over te schrijven, zodat deze kwakzalverij branche aan banden wordt gelegd in meer of mindere mate.

Recentelijk, “mocht” ik nog brieven ontvangen van de GGZ – kwakzalverij business, onder meer twee van de onderstaande brieven, die ik in augustus 2015 heb ontvangen, onder meer op 17 augustus 2015, zonder goede aanleiding, grond of reden:

 

Onderwerp:    uitnodiging gesprek                Doorkiesnummer:  088-######

Geachte heer Lensink,

GGNet heeft, na overleg met de politie en gemeente, het verzoek ontvangen een afspraak met u in te plannen voor een gesprek met een van onze psychiaters. U wordt niet ingeschreven bij GGNet voor een behandeling.

Tijdens dit gesprek gaat de psychiater beoordelen of bij de Officier van Justitie een verzoek gericht op het verkrijgen van een BOPZ machtiging ingediend moet worden.

Graag wil GGNet u uitnodigen voor een gesprek met de heer ######, psychiater, op #######, op onze locatie aan de Beatrixpark 1 in Winterswijk. Dit is het ziekenhuis.

Verhinderd?                                                                                                                      Bent u verhinderd, meldt u zich dan minimaal 24 uur van tevoren af bij het secretariaat. Buiten kantooruren zijn wij te bereiken via telefoonnummer 088-######. Zonder tijdige afmelding zijn wij genoodzaakt kosten bij u in rekening te brengen. Zonder (tijdig) tegenbericht rekenen zij op uw komst.

Met vriendelijke groet,

E.K. namens S.G., psychiater en Geneesheer – directeur

Secretaresse BOPZ GGNet

Regio Achterhoek – Liemers                         www.ggnet.nl

 

 

Deze bovenstaande schandalige brief mocht ik dus ontvangen, terwijl deze bovenstaande malafide kwakzalverij organisatie al sinds 2009 weet, dat ik niets met hen te maken wil hebben. Reeds eerder heb ik daarom al klachten ingediend, zowel bij de interne klachtencommissie, waar op een gegeven moment bij de behandeling van mijn klachten iedereen het met mij eens was, maar desondanks werd mijn klacht afgewimpeld als niet-ontvankelijk of ongegrond. Mijn woede met betrekking tot de waxinelichthouder – zaak op Prinsjesdag 2010 komt overigens daaruit voort, als ook mijn recentelijke woede en frustratie met maar liefst vier brieven / mails, die ik met bovengaande strekking “mocht” ontvangen, twee in augustus 2015 met mijn ultimatum aan het College B en W van de Gemeente Winterswijk, als ook nog twee na dan maar het inwerpen van de ruiten van Villa Mondriaan op 20 november 2015 en de ruiten van onder meer het Politiebureau Dinxperlo (Nederlands – Duits bureau) in verband met de zaak van mijn moeders overlijden in Duitsland, ten opzichte van onder meer de moordzaak Manuel Schadwald en de zaak Marianne Vaatstra. Voor de laatste zie www.hetvaatstracomplot.nl.

Overigens ben ik niet de eerste, die ruiten heeft ingeworpen of in dit geval geslagen, want de politie was bij mij op 4 mei 2015 als eerste bezig:

Toen kreeg ik overigens de psychiatrie en de dienstdoende psychiaters op mijn dak, hetgeen overigens niet alleen gebeurde op 5 mei 2015 in Amsterdam rond 11, toen ik eigenlijk vrij gelaten, diende te worden, maar ook op 14 mei 2015 in Rotterdam, omstreeks 21 uur, beide onrechtmatig (lees: crimineel) te laat, immers had ik al lang vrij gelaten moeten worden. Ook op 30 november 2013 na mijn arrestatie in Den Haag, die later onrechtmatig is aangemerkt door de bezwaarschriftencommissie van de Gemeente Den Haag kreeg ik deze kwakzalvers op mijn dak:

 

Voor mijn eerdere klachten bij de tuchtcolleges omtrent de psychiatrie verwijs ik naar onderstaande links:

http://erwinlensinkvrij.nl/wraking-centraal-medisch-tucht-college

http://erwinlensinkvrij.nl/gg-net

Subject: hernieuwde (aan)klacht onderweg naar Regionaal Medisch Tucht College per brief Date: Thu, 22 Oct 2015

Gerrit Willem (Erwin) Lensink

adres

Winterswijk

 

Winterswijk, 22 oktober 2015

 

Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

t.a.v. klachtencommissie, tuchtcollege en secretariaat

Postbus 10067

8000 GB Zwolle

 

 

Betreft:                               klachten 201514## / 20154## / 20154##

Aanvullende informatie en desnoods nieuwe klachten inzake nummers

###/2015 en ###/2015 en ###/2015

 

 

Geachte heer / mevrouw,

 

Pas op dit moment ben ik vanwege een reis, vanwege politieke en juridische redenen, in staat om te reageren op de brieven van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 18 september 2015 (ontvangstbevestiging) en 29 september 2015 (verzoek aanvullende informatie), waarbij in de eerste brief wordt gesteld, dat mijn klaagschrift goed is ontvangen door het secretariaat namens administratief medewerker Dingemanse en vervolgens namens juridisch administratief medewerker Hamstra-Edelenbos een verzoek om aanvullende informatie.

 

Bij deze dien ik een klacht in, dat mevrouw Hamstra Edelenbos als juridisch administratief medewerker de zaak in de doofpot tracht te doen belanden door een reactie te vorderen van mij met aanvullende informatie voor 16 oktober 2015 en dat anders mijn klachten als ingetrokken worden beschouwd. Mijn klachten zijn niet ingetrokken en desnoods dien ik bij deze de klachten opnieuw in. Volgens mij is mijn terechte klachtenbrief meer dan duidelijk van 14 september 2015.

 

Zo vordert van mij mevrouw Hamstra Edelenbos, dat ik antwoord geef op de volgende twee vragen en dat zal ik als volgt doen:

 

“Wat verwijt u Tonneyck, Gemsa en Blok precies? Wilt u per persoon – kort en bondig – aangeven wat zij volgens u niet goed hebben gedaan.”

 

Ik verwijt de personen Tonneyck, Gemsa en Blok, die ik volgens mij persoonlijk nog nooit heb gezien, maar dat is voor mij al voldoende om een klacht in te dienen, dat zij namens de organisatie GG-Net kwakzalverij bedrijven en als psychiaters ook kwakzalverij bedrijven en daarbij mij en mijn zorgverzekering trachten op te lichten en dit is al eerder gebeurt in 2009 door dezelfde valse kwakzalverij organisatie GG-Net in Warnsveld, waardoor ik niet geholpen ben, zoals zij veinzen, maar gedupeerd wordt en met meer dan schandalige wanpraktijken te maken krijg, zoals gedwongen medicatie, hetgeen puur vergif is zo ongeveer en verder, dat mijn vrijheid via een gevangenschap wordt afgenomen en ik met valse idiote overbodige diagnoses en behandelplannen schade lijdt aan lichaam, geest, geldelijk, sociaal en op andere fronten, zoals in mijn arbeidstoekomst en ik onnodig in diskrediet wordt gebracht. Als bewijs wil ik graag, dat er een zitting wordt georganiseerd door het Regionaal Medisch Tucht College, waarbij ik een video wil vertonen van de website www.ncrm.nl, die voldoende bewijs levert, dat de psychiatrie kwakzalverij is. In een brief van 14 augustus 2015 heb ik maar zo een “uitnodiging” (lees een soort van dwangbevel van deze kwakzalvers, die denken zich alles te kunnen permitteren) gehad om op donderdag 20 augustus 2015 met de heer R. Tonneyck te spreken, waarbij hij van tevoren aangeeft, dat dit niet is voor een vrijwillige behandeling bij GG-Net, waar ik ook geen interesse in heb, maar voor een BOPZ behandeling, hetgeen onder dwang is en uitermate misdadige kwakzalverij jegens mij en oplichting van mijn zorgverzekeraar en mijn persoon. Verder ben ik ook nog opeens verantwoordelijk voor mijn eigen afmelding, anders zou ik kosten moeten betalen en ik heb zelden zo`n schandalig dwangbevel gehad. Vervolgens heb ik na afmelding via de e-mail, waarbij ik duidelijk heb laten merken, niet van deze kwakzalverij en chantage praktijken gediend te zijn, een nieuwe uitnodiging gehad, maar nu met ene psychiater S. Blok, die ook, net als R. Tonneyck kwakzalverij bedrijft en in de brieven wordt onomwonden toe gegeven, dat men valse diagnoses uitschrijft voor machthebbers, zoals in de vroegere Sovjet-Unie en Nazi-Duitsland, zoals thans de politie en gemeente, die crimineel onrechtmatig handelen jegens mij en mijn klachten als last ervaren, zoals in de moordzaak Manuel Schadwald. Bovendien is het uitschrijven van valse kwakzalverij diagnoses strafbaar en ook het opstellen van valse geneeskundige verklaringen en ik verwijt de heren R. Tonneyck en S. Blok, dat zij zelfstandig of in opdracht van derden als de heer S. Gemsa, politie en gemeente dit maar zo menen te kunnen doen en sterker nog in brieven aankondigen dit te gaan doen met mijn persoon. Ook psychiater en geneesheer-directeur S. Gemsa denkt kwakzalverij te moeten bedrijven met mijn persoon en verstrekt deze valse opdrachten om valse diagnoses en valse geneeskundige verklaringen over mij af te geven aan deze kwakzalvers en deze lucratieve kwakzalverij business, die direct verboden moet worden!!!

 

Dan de tweede vraag:

“Wat is de onderbouwing van uw klacht(en), dat wil zeggen op welke feiten is/zijn uw klacht(en) gebaseerd? Wanneer heeft hetgene waar u over wilt klagen plaatsgevonden en waar?”

 

De onderbouwing van mijn klachten, bestaat uit een brief van 14 augustus 2015 met dito uitnodiging en verder e-mail correspondentie, zowel met de kwakzalverij instelling GG-Net in Warnsveld, als met de gemeente. Verder ligt er tussen mij en mijn zorgverzekeraar, als ook bij het Medisch Tucht College een gigantisch dossier (ook over eerdere terechte klachten en aanklachten).  En verder zijn de klachten over GG-Net al vanaf 2009 bij die kwakzalverij organisatie bekend, waarbij ze mij al in december 2009 als “genezen” beschouwden, terwijl ik geen enkele geestelijke ziekte heb gehad, enkel politieke overtuigingen en nu zou ik opeens weer een ziekte hebben??? Op basis van mijn politieke overtuigingen en een kwakzalverij discipline zonder wetenschappelijke basis, kan men wettelijk gezien geen valse en trouwens ook nog veelal leugenachtige diagnoses en valse geneeskundige verklaringen opstellen om veel geld te verdienen en dit is zelfs strafbaar. Toch gebeurt dit en de aankondigingsbrieven aan mij van de heren S. Blok, R. Tonneyck en S. Gemsa, als ook het feit, dat Manuel Schadwald volgens de Duitse politie en justitie nog steeds vermist is, terwijl hij in aanwezigheid en/of betrokkenheid van Joris Demmink, Leo van Gasselt en Gerrie Ullrich is vermoord, bewijst dit, meer dan overtuigend. De klachten hebben zich aldus voorgedaan tussen 3 augustus 2015 en 14 september 2015 in de provincie Gelderland, immers is daar de kwakzalverij organisatie GG-Net actief, waar ik al eerder negatieve ervaringen mee heb gehad en die mij nog schadevergoeding verschuldigd zijn, als ook terugbetaling van onterechte en zelfs valse declaraties bij mijn zorgverzekeraar, waardoor ik heb besloten mijn zorgverzekering met terugwerkende kracht op te zeggen en niet meer te betalen en zowel de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de Nederlandse Zorgautoriteit, de Commissie Oosting, het Medisch Tucht College en de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te schakelen en de Raad van Bestuur van mijn zorgverzekeraar. Door deze brieven heb ik het besluit onder meer genomen om uit Gelderland te vertrekken en naar mijn advocaten te reizen voor juridisch advies en dit heeft mij veel schade en zeker veel extra kosten opgeleverd, maar als ik dit niet had gedaan, dan was de kans aanwezig geweest op een valse geneeskundige verklaring en een valse BOPZ-maatregel, die er op gericht is zaken in de doofpot te stoppen en mij te beschadigen, al hoewel deze kwakzalvers, dat niet zullen toe geven.

 

 

De verdere onderbouwing en bewijsvoering van al mijn stellingen vind u op de website www.ncrm.nl en ook http://www.cchr.org/, waarbij ik bepaalde video`s als bewijsmateriaal wil indienen en overleggen, desnoods tijdens de zitting van het Regionaal Medisch Tucht College. Veder wil ik niets meer met GG-Net of de kwakzalvers van de psychiatrie en dus zeker niet met de heren S. Blok, S. Gemsa en / of R. Tonneyck te maken hebben en vind ik, dat zij geschrapt moeten worden als artsen uit het BIG-register. Overigens ben ik geen lid van de Scientology Kerk, maar ben ik wel anti-psychatrie aanhanger en dit betekent, dat ik psychatrie voor mijn persoon als gedwongen kwakzalverij beschouw. Ik wijs er verder op, dat communisten en sociaal-democraten voor de Tweede Wereldoorlog werden opgesloten in Nazi-Duitsland in psychiatrische inrichtingen en later werden dit de beruchte concentratiekampen, dus een initiatief van de psychiatrie. En ook in de gehele geschiedenis van de psychiatrie is het een, ik zou bijna zeggen, traditie van misstanden, bedrog, oplichting, valse diagnoses en kwakzalverij, het onder dwang afnemen van mensenrechten en idiote onterechte onzinbehandelingen zonder wetenschappelijk bewijs voor het bestaan van de ziektes, sterker nog eerder het tegendeel, namelijk wetenschappelijk bewijs, dat psychiatrie kwakzalverij is. Wat mij betreft staat de psychiatrie gelijk aan de vroegere heksenjacht en mocht iemand binnen het Regionaal of Centraal Medisch Tucht College of mevrouw Hamstra-Edelenbos dit niet begrijpen, dan verzoek ik deze personen dringend de rest van hun leven in een psychiatrische inrichting te gaan zetten, totdat ze dit onderkennen en erkennen. In afwachting van het organiseren van een zitting voor het Medisch Tucht College tegen de kwakzalvers annex psychiaters (psychiater = een kwakzalver) S. Blok, S. Gemsa en R. Tonneyck, waarbij ze geschrapt worden uit het BIG-register, verblijf ik,

 

 

 

 

 

Gerrit Willem Lensink

 

 

 

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 8 december 2015 naar aanleiding van de op 16 september 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

Lensink, wonende te Winterswijk,

klager

– tegen –

R. TONNEYCK, S.GEMSA, S. BLOK, werkzaam te Warnsveld,

aangeklaagde

  1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Klager heeft een klaagschrift ingediend voorzien van bijlagen en, na schriftelijke vragen van de secretaris, een aanvullend klaagschrift.

2. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Op grond van artikel 65 lid 2 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) in samenhang met artikel 4 van het Tuchtrechtbesluit BIG (Tuchtrechtbesluit) moet het klaagschrift voldoen aan de in dat besluit genoemde eisen. Op grond van artikel 5 van het Tuchtrechtbesluit wordt de klager / klaagster in de gelegenheid gesteld de gebreken in het klaagschrift te herstellen. Indien klager / klaagster de gebreken in het klaagschrift niet of onvoldoende herstelt, wordt klager / klaagster op grond van artikel 66 lid 4 Wet BIG niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Nu het inleidend klaagschrift niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed, is namens de secretaris van het college klager op 29 december 2015 een brief geschreven, waarin hij werd uitgenodigd de in die brief gestelde vragen te beantwoorden om zodoende de gebreken te herstellen.

Klager heeft daaraan echter in het aanvullend klaagschrift niet of onvoldoende voldaan. De aanleiding voor de klacht is, naar het college begrijpt, gelegen in een uitnodiging van klager voor een gesprek om te beoordelen of een verzoek moet worden gericht aan de officier van justitie om een BOPZ-machtiging te verkrijgen. Klager beschouwt psychiaters die te maken hebben met toepassing van de Wet BOPZ kennelijk als kwakzalvers die valse diagnoses stellen, zoals in de vroegere Sovjet-Unie en Nazi-Duitsland, en de patiënten en de zorgverzekering oplichten. Het stellen van valse diagnoses zou volgens de klager zijn toegegeven in een brief, die een klager echter niet overlegt. Verder verwijst naar klager naar een gigantisch dossier met betrekking tot zowel GG-Net als de gemeente, zonder dit over te leggen en aan te geven wat het verband is met de onderhavige klacht. Voorts betrekt klager allerlei bekende en minder bekende gebeurtenissen bij deze klacht, zoals de vermissing van Manuel Schadwald. De relatie tussen de overige overgelegde stukken en een mogelijk tuchtrechtelijk relevant handelen van de aangeklaagde is niet duidelijk.

Al met al komt het erop neer dat klager een bepaalde verwachting heeft van hetgeen zou gebeuren als hij gevolg zou geven aan de uitnodiging (hetgeen hij niet heeft gedaan) waarbij hij zich baseert op allerlei algemeenheden die zo zonder meer niet te volgen zijn en die hij niet onderbouwt. Een aangeklaagde is niet in staat om zich hiertegen te verweren en het college is het bij deze stand van zaken niet mogelijk om een gefundeerd oordeel te geven over de klacht.

Bij deze stand van zaken dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht.

3. DE BESLISSING

Het college verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gedaan in raadkamer op 8 december 2015 door MR AL Smit, voorzitter, JM Komen en dr. ANH Weel, leden-artsen, in tegenwoordigheid van MR JW Sijnstra-Meijer, secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij / zij niet ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.

 

 

 

Geachte heer Kempers,

In mijn junk e-mail vond ik vandaag opeens deze e-mail, die ik beschouw als stalking van u en van jullie organisatie! Graag wil ik er onverwijld aangifte en een strafrechterlijke aanklacht van doen bij de politie, want in principe is het versturen van drie e-mail berichten voldoende om u te laten veroordelen voor stalking!

Reeds eerder heb ik aan het Medisch Tucht College in Zwolle betreffende lopende en eerdere klachten en ook duidelijk aan jullie organisatie aangegeven, niet gediend te zijn van jullie wanpraktijken en jullie kwakzalverij organisatie, waardoor ik contact heb moeten opnemen met mijn advocaten en nu tijdelijk zelfs mijn uitkering ben verloren en actie heb moeten ondernemen in de moordzaak Manuel Schadwald, gepleegd door Joris Demmink en Leo van Gasselt onder andere!

De geneesheer-directeur kan mijn advocaat Heijkant direct via e-mail en verder de advocaten van Veem Advocaten via het Medisch Tucht College schriftelijk laten weten, hoe jullie mijn schadeclaim, ook bij en aan Menzis terug gaan betalen, als ook mijn persoonlijke schade, die jullie hebben aangericht in 2009 door complete overtreding van de Wet BOPZ, hetgeen jullie trouwens veel vaker doen en ook in augustus 2015 hebben geprobeerd, vlak voor Prinsjesdag!

Hierover is zelfs zoveel onvrede bij mij, dat ik mijn zorgverzekering recentelijk heb opgezegd na een veelfout aan klachten hierover, waarbij jullie organisatie en de politie in 2009 de volledige BOPZ wet hebben overtreden! Al eerder heb ik aangegeven, dat wij het nieuwe verzet en de nieuwe joden in Nederland zijn, de personen die niet corrupt, maar waarheidsgetrouw, vrijheidslievend en nog behoorlijk rechtvaardig zijn en dat jullie kwakzalverij organisatie een voorloper is van de vroegere concentratiekampen in de Tweede Wereldoorlog, wat dit betreft herhaalt de geschiedenis zich, immers werden communisten en sociaal democraten ook in de jaren dertig van de vorige eeuw opgesloten in psychiatrische inrichtingen, de latere CONCENTRATIEKAMPEN!

Mijn huidige e-mail, als ook mijn klachten en aanklachten bij het Medisch Tucht College mag u en alle leden van uw kwakzalverij organisatie zien als een anti-stalkingsbrief en ik ben niet gediend van uw of jullie waanzinnige stalkingspraktijken en zelfs lastercampagne! Hopelijk bent u hiermee voldoende op de hoogte gesteld en hoepelt u verder op uit mijn buurt, want u heeft geen ziekte inzicht en ziektebesef bij u zelf en bent gevaarlijk voor mij en mijn omgeving is gebleken en ga lekker zelf op de gesloten afdeling zitten, als u er zo een fan van bent en van die vreemde waanideen hebt over of beter met de DSM als ook een heilig geloof in de psychiatrie kwakzalverij met schadelijke dodelijke middelen en dit ook nog ziet als “hulpverlening”. Ik eis per omgaande een schadevergoeding voor allerlei onrechtmatig daden, als ook de arrestatie van Joris Demmink en Leo van Gasselt voor aanwezigheid en betrokkenheid bij de moord op de 14 jarige Manuel Schadwald in 1994, excuses en berisping en veroordeling van al jullie kwakzalvers en zo nog een aantal heel behoorlijke zaken, WAAR IK RECHT OP! LAAGachtend, hopelijk zijn jullie kwakzalverij wanpraktijken binnenkort verboden en TOT NOOIT,

Erwin Lensink

DE RODE DRAAD – EEN POLITIEK HISTORISCHE ROMAN – VER.HET MUSEUM  – HENK KROSENBRINK

E-mail: boekverkoop@vereniginghetmuseum.nl

Gradus Kobus (Winterswijk 28-08-1879 – Neuengamme 22-02-1942). Gradus Kobus woonde op een kleine boerderij in Meddo, was metselaar van beroep en dreef een grenswinkeltje voor Duitse klanten. Begin jaren ’20 zei hij de SDAP vaarwel en werd actief lid van de CPH, omdat hij dacht dat deze partij meer zou doen voor de arbeiders. Nadat in 1933 Hitler in Duitsland aan de macht was gekomen, kwamen veel vluchtelingen de grens over. Daarmee kregen vooral het joodse volksdeel en de plaatselijke afdelingen van de communistische partij te maken. Zij onderkenden als eersten de dreiging van het nazidom en kwamen ertegen in verweer. Gradus Kobus, als politiek voorman van de afdeling Winterswijk van de CPH en als sociaal mens, waarschuwde voor die dreiging en verzette zich tegen de gevolgen ervan. Dit verzet moest hij uiteindelijk met de dood bekopen. Deze roman is een hommage aan een bijna vergeten verzetsman.

Grensgevallen : vluchtelingen tussen 1933 en 1940

Om te kunnen begrijpen waarom tussen 1933 en 1940 mensen uit Duitsland naar Nederland willen vluchten moet men zich eerst op de hoogte stellen van de politieke ontwikkelingen in Duitsland in die jaren. Dat Hitler en zijn Nazi-partij in 1933 aan de macht komt, dat communisten worden opgepakt, dat weldra alle oppositiepartijen worden verboden maar vooral dat maatregelen tegen Joden het karakter vertonen van poging tot uitroeiing, het is hier allemaal terug te vinden. Nederland is van oudsher een toevluchtsoord voor vluchtelingen. Dat is vanaf 1933 niet meer vanzelfsprekend. De politieke discussies daarover en de beperkende verordeningen die daaruit voorvloeien worden op de voet gevolgd. Het helpen van vluchtelingen is het werk geweest van zeer gemotiveerde particulieren, meer tegengewerkt dan gesteund door de landelijke of gemeentelijke overheden. Dat geeft beklemmende verhalen. Enkele lichten we eruit. Voor de schrijver zijn de belangrijkste bronnen de Winterswijksche Courant, de Aaltensche Courant, De Graafschapper en politierapporten. De Winterswijkse afdeling van de CPH (Communistische Partij Holland), voorganger van CPN, heeft goede contacten met geestverwanten van over de grens. Communisten uit Duitsland mogen niet op Winterswijks grondgebied worden toegelaten. Burgemeester Bosma heeft het opgedragen en inspecteur Feberwee is de ijverige uitvoerder. Gradus Kobus, de belangrijkste voorman van de CPH en eigenaar van een winkel in het kerkdorp Meddo vlak bij de grens, is het middelpunt van allerlei verwikkelingen rond vluchtelingen. Hem overkomt in 1934 een roofoverval die veeleer een nazi-overval kan zijn geweest. Duitse politie is bij het onderzoek betrokken. Het blijft onopgelost. Op 4 april 1933 wordt in Winterswijk opgericht een ‘Comité voor Joodsche vluchtelingen’. Er komt een stroom vluchtelingen op gang. Velen worden direct weer over de grens gezet. Leden van het comité kunnen soms iets regelen. Er komen bekladdingen voor van Joodse panden. Dat is het werk van de fascistische splinterpartij NSNAP. In Winterswijk vindt in juli 1936 een overval plaats op Mozes Kan, lid van het bovengenoemde comité. Het spoor van de daders leidt naar NSNAP-figuren. De CPN roept in een manifest op tot een protestvergadering. Zes verdachten zijn gearresteerd; ze worden al gauw weer vrijgelaten. Ondertussen worden Winterswijkse communisten scherp in de gaten gehouden voor het mogelijk voorthelpen en verbergen van vluchtelingen in het kader van ‘Internationale Roode Hulp’, IRH. Worden in sommige gevallen vluchtelingen die in hun eigen onderhoud kunnen voorzien nog toegelaten, na de ‘Anschluss’ van Oostenrijk bij Duitsland, maart 1938, staat in een circulaire van minister van Justitie Goseling: ‘Een vluchteling zal voortaan als een ongewenscht element voor de Nederlandsche maatschappij en derhalve als een ongewenschte vreemdeling te beschouwen zijn, die derhalve aan de grens geweerd, en binnenslands aangetroffen, over de grens gebracht zal moeten worden.’ Op station Winterswijk worden vijf Oostenrijkse vluchtelingen met hardhandig politieoptreden weer op de trein gezet naar Borken. De ‘Kristallnacht’, 9 november 1938, is de ergste massale geweldpleging in de jaren dertig tegen de Joden in Duitsland. Honderden synagogen en Joodse winkels worden in brand gestoken of stukgeslagen. Beschreven wordt hoe die woestenij zich voltrekt in zes plaatsen vlak over de grens. Al met al worden tienduizenden Joden in concentratiekampen opgesloten. Er is een toename van vluchtelingen te constateren getuige ook de verslagen van enkele personen in het bijzonder. De Nederlandse politiek kan niet meer om de vluchtelingenproblematiek heen. In een circulaire van minister Goseling van 12 november wordt enige ruimte geboden voor hen die wegens direct gevaar voor lijf of leden (….) met achterlating van hun have en goed naar Nederland zijn gevlucht. 7000 nieuwe vluchtelingen mogen worden opgenomen. Eind november richten de kerkenraden van de hervormde gemeenten in Achterhoek-Oost zich tot de raad van ministers met het verzoek tot ‘tijdelijke verlening van asylrecht aan Joodse vluchtelingen te willen besluiten’. De eerste ondertekenaar is de Winterswijkse predikant Roobol. Pikant detail is dat bij de opsomming van de plaatselijke kerkelijke gemeenten bij Bredevoort tussen haakjes vermeld staat: in meerderheid. In Dinxperlo wordt in november 1938 een speciaal comité opgericht om hulp te bieden aan hen die vanwege ras of geloof worden vervolgd. Voorzitter is burgemeester Verbeek. Het valt op dat veel Duitse Joden worden toegelaten en het verstrekken van verblijfsvergunningen is nou juist het werk van de burgemeester. Gedwongen ziekteverlof per eind december 1938 wordt gevolgd door schorsing en ontslag. Hij moet zelfs voor de rechtbank verschijnen en in hoger beroep voor het gerechtshof. In beide gevallen volgt vrijspraak. De affaire laat vele inwoners van Dinxperlo niet los. Een actie tot eerherstel van Verbeek in 1988 leidt in 1990 tot het Koninklijk Besluit “aan het ontslag (…) het predicaat ‘eervol’ toe te voegen.” Karel Nihom, actief lid van het Winterswijkse Joodse vluchtelingencomité, is vaak de contactpersoon met de marechaussee en de plaatselijke politie. Als op 1 september 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbreekt wordt de grens hermetisch gesloten. Er komt geen vluchteling meer binnen. In november wordt hem het verblijf in het grensbewakingsgebied ontzegd. Op 14 mei 1940 pleegt hij zelfmoord. Nadine Rosen, een Jodin die uit Berlijn vlucht, arriveert in februari 1939 met vier koffers in Aalten. Dat kon dankzij twee tussenpersonen. Zij reist door naar Amsterdam. De koffers zullen worden nagestuurd. Dat gebeurt niet en dan volgt een verslag waaruit blijkt dat de beide heren al een stevige vergoeding hebben opgestreken maar hun beloften niet nakomen. Daartegenover staan de voorbeelden van grensbewoners in ’t Woold en Kotten die zonder meer vluchtelingen begeleiden naar een adres in Winterswijk. Circulaires en brieven uit Den Haag of afkomstig van het gerechtshof in Arnhem uit de jaren 1939 en 1940 onderstrepen het uitgangspunt dat vluchtelingen worden geweerd. Emigreren via Nederlandse havens mag alleen via een Nederlandse rederij. Tot slot het geval Friedrich Wolf uit Essen, 14 jaar. Hij is in Aalten met vakantie met een bezoektermijn van dertig dagen. Zijn vader is hier al met een tijdelijke verblijfsvergunning in afwachting van de laatste benodigde papieren om te kunnen emigreren. Toch wordt Friedrich op 9 oktober 1939 over de grens gezet, aldus een melding van burgemeester Monnik. GK

GRADUS KOBUS

 

Gradus had nooit geweten dat een oorlog zo gemakkelijk begon. Zo ging het tenminste in Meddo. In de nacht van de 10de mei werden hij en Leida wakker van vliegtuiggeronk. Het was een enkele keer vaker voorgekomen dat een Duits vliegtuig de grens schond, maar dit geluid was veel massaler. Het was een monotoon, massaal gedreun. Net alsof tientallen vliegtuigen overvlogen.
“Oorlog,” schoot het door hem heen. “De Duitsers”.
Ook Leida had dezelfde gedachte. Ze zaten even rechtop in bed en luisterden intens. Toen het gebrom bleef aanhouden, stapten ze uit bed en gingen in hun nachtkleren buiten kijken. Het was nog te donker om iets te zien, maar het gedreun boven hun hoofd klonk nu duidelijker. Op de weg was alles rustig. Van de kant van de grens hoorden ze geen geluid van schieten of van zwaar vervoer. De meisjes en Albert kwamen nu ook uit bed. Met z’n allen bleven ze luisteren.
“Vervloekte moffen,’ schold Albert. “Gerrit”, zei Leida. “Hoe zou het hem vergaan? Al die vliegtuigen. Die hebben toch bommen bij zich? Als ze maar niet….”

“Misschien zijn ze op weg naar Engeland,” opperde Gradus tegen beter weten in. “Zijn ze niet eens voor ons bestemd en vliegen ze alleen maar over.”.
Tegen de tijd dat de radio-uitzendingen begonnen, draaiden ze de radio aan. En meteen wisten ze dat het op Nederland was gemunt. En ook dat de Duitsers Belgie waren binnengevallen. Langs de grens waren al gevechten uitgebroken, in Limburg en bij Nijmegen. Er waren ook parachutisten geland in de buurt van Den Haag. Maar het leger verdedigde zich dapper en van regeringszijde was er al heftig geprotesteerd tegen de grensschendingen.
De radio bleef die morgen aanstaan en niemand ging naar zijn werk.
Ze bleven allemaal thuis en het werd een vreemde dag. Verder weg was er oorlog, maar hier vlogen de vogels als elke andere morgen en de eenden scharrelden net zo naar voer als op andere dagen. Zelfs de kippen leggen gewoon hun eieren. Gradus zat met zijn oor aan de radio gekluisterd. Tot het Leida haast te veel werd.
“Ga toch eens naar buiten, je kunt toch niet de hele dag met je oor in de radio zitten. Daar wordt een mens toch stapelgek van? Al die jongens daarginds…… Doe wat,” zei ze feller dan de bedoeling was. Dat kwam, omdat ze zelfs de hele tijd aan Gerrit moest denken, die nu misschien wel met de Duitsers in gevecht was. Gradus ging naar buiten en lummelde wat rond. Maar hij had z’n gedachten er niet bij.
‘Oorlog. Nederland was nu werkelijk bij de oorlog betrokken. Wat hij altijd gevreesd had was nu werkelijk gebeurd.” Eigenlijk kon hij het nog niet helemaal begrijpen.
“Ik ga in het dorp kijken,” zei Albert na het middageten. Hij hield het thuis niet meer uit. Je hoorde hier niks en je zag hier niks. Hij wilde weten wat er in het dorp gebeurd was, of er iets te zien was. Het waren Duitsers, dat begreep hij wel, maar wat hield dat in? Maar hier was niets te beleven.
Zijn moeder maakte eerst nog wat tegenwerpingen. Zou het daar niet gevaarlijk zijn? Maar Albert zette zijn zin door en eerlijk gezegd zou Gradus ook graag zijn gaan kijken. Maar hij begreep dat hij de vrouwen niet alleen in huis kon laten. Ze waren bezet, maar in Meddo was geen Duitser te zien. En hoe was het aan de grens? Misschien dat hij daar toch nog even ging kijken. Wat daar was gebeurd. Opeens schoot het hem te binnen, dat op het station op de goederenafdeling nog een zending tabak lag, die hij in Zutphen had besteld voor de winkel. Hij had die tabak een dezer dagen willen ophalen.
“Ga daar even kijken of die tabak er ligt. En breng die dan mee, voordat de moffen dat spul in beslag nemen. Maar kijk uit of je daar zo maar in mag. Je kunt niet weten of het station al gesloten is.
Het leek Leida niks, maar Albert was allang blij dat hij nu een goede reden had om naar Winterswijk te gaan. Hij sprong op de fiets en was al weg. Het werd een lange middag. Maar tegen vijven kwam Albert terug met de tabak.
“Ik kon dat spul zo krijgen, de zending lag al klaar. Ik heb betaald en heb het spul meegenomen.”.
“Hoe was het daar?” vroeg Gradus. “Nu rustig. Maar vanmorgen in alle vroegte is er een pantsertrein door Winterswijk gekomen. Die kwam van Borken met een soort padvinderslocomotief voorop.”
“Een padvinderslocomotief?” vroeg zijn vader.
“Ja, die moest de spoorbaan verkennen. Of de trein vol met soldaten wel door kon rijden. Ze waren op weg naar Zutphen. Daar zouden ze over de IJsselbrug moeten gaan, wist de man van het goederenloket mij te vertellen.
Ze hadden nog gauw de wissel omgegooid.Maar dat hadden de Duitsers snel verholpen. De trein is zo doorgestoomd. De chef had alleen maar de andere stations gewaarschuwd dat de trein eraan kwam. Maar toen hadden ze hem met een revolver bij de telefoon vandaan gehaald. ‘Sabotage’hadden ze dat genoemd. Nu stonden alleen nog maar een paar soldaten op wacht. Binnen. Ik heb ze niet gezien, maar die man zei dat.”
“Ze hebben de brug in Zutphen laten springen,” zei Gradus. “En ook bij Arnhem, daar was ook een trein. Bij Zutphen vechten ze nog. De Duitsers kunen niet over de IJssel. Dat zeiden ze op de radio.”

“In het dorp staan een paar auto’s met soldaten. Ze vertellen dat er op de markt zo’n wijf was, die aan de Duitsers chocolade had gegeven. Ze waren van harte welkom, moet dat mens hebben gezegd. En dokter Manschot is al met de Duitsers in aanvaring geweest. Ze hadden een pamflet op de kerkdeur geplakt en dat heeft hij er weer afgescheurd. Ze moeten hem daarover flink hebben uitgevoeterd. In Winterswijk is niet gevochten en ook niet aan de grens. In Kotten zijn ze allemaal gevangen genomen. Hier van Huppel hebben ze weg kunnen komen en hoe het in het Woold is gegaan weet ik niet. Het was een dooie boel in het dorp. Ik ben ook nog even naar de fabriek geweest. Morgen wordt er niet gewerkt. De halve dag voor Pinksteren. Misschien dinsdag weer, maar dat horen we nog. De scholen waren vandaag ook allemaal gesloten. Ze vertelden ook dat dokter Bos ondergedoken zat. Die was bang dat ze hem zouden arresteren.”
“De Duiters?” vroeg Mientje naief.
“Nee, de Winterswijkse politie natuurlijk. Er was al een paar dagen alarm en in Nederland hebben ze overal NSB-ers opgepakt en vastgezet. En Bos was benauwd dat ze hem ook gevangen zouden nemen. Hij moet ergens in Kotten hebben gezeten, maar nu was hij weer terug, zeiden de mensen.”
Het was een heel verhaal. Waarheid en geruchten, zoals ze de ronde deden in het dorp. Maar ze wisten nu gelukkig iets meer.
Tijdens de avond-uitzending hoorden ze dat de Duitse luchtmacht enorme verliezen had geleden. Er waren 110 vliegtuigen neergeschoten. Sommigen vol met parachutisten die te pletter waren geslagen. Nederland hield dapper stand en de regering hield het hoofd koel. Maar de opmars van de Duitsers vorderde wel. Engeland en Frankrijk echter hadden steun beloofd en zouden ons spoedig komen helpen.
“Dat redt Duitsland nooit, ” was het commentaar van Albert, “desnoods gaan we achter de waterlinie zitten, daar kunnen ze nooit door.”
“En erover heen dan?” vroeg Gradus cynisch. “Die vliegtuigen dan, met die parachutisten? Nederland is een klein land en we weten niet wat oorlog is.
Ik zie het somber in.”
Het werden vreemde pinksterdagen. Aan de Grebbe werd hevig gevochten en de Duisters rukten door Brabant op naar Dordrecht en Rotterdam. Ook in Belgie woedde de oorlog hevig. De Fransen waren te hulp geschoten, maar de Duitsers lieten zich niet afschrikken.
Dinsdagmiddag rond etenstijd werd Rotterdam plat gebombardeerd. Tegen alle gemaakte afspraken in. Rotterdam brandde en na de middag maakte de regering bekend, dat Nederland capituleerde voor het geweld. Nederland gaf zich over. De ministers weken uit naar engeland en ook de Koningin met haar hele familie verliet het land.
“Een soort verraad,” vond Gradus in eerste instantie. Niet dat hij zo koningsgezind was, maar hij vond dat ze bij haar volk had moeten blijven nu dat in de problemen zat. Dat was niet alleen zijn mening in die dagen. Men voelde zich over het algemeen in de steek gelaten.

 

In Zeeland werd nog gevochten, tot ook Middelburg plat werd gegooid en daar de weerstamd eveneens ophield. Na vijf dagen was Nederland overweldigd en een bezet land. Net als Polen, Denemarken en Noorwegen. En de Duitse legers stootten door naar het hart van Frankrijk en veegden langs de kust van de Noordzee om de Engelsen te beletten naar hun land te ontsnappen. Het was een vreemde ervaring. Hier was niets kapot, maar elders lag alles in puin. In Wageningen en Rhenen en in Rotterdam. En Nederland rouwde.
Ze hadden nog niks gehoord van Gerrit. Een week na de capitulatie kwam er echter een briefkaartje van hem.
“Ik maak het goed,” schreef hij. “Ben krijgsgevangen en we gaan op weg naar Duitsland.”
Een maand later was hij weer terug. Gezond en wel. Alleen een beetje vermagerd en met een baard. Ze hadden het niet zo best gehad in het kamp in Neu-Brandenburg.
“Toen we weggevoerd werden,” zei hij, toen hij bij Gradus en Leida op bezoek was, “had ik zo uit de trein kunnen springen. We kwamen van Arnhem over Winterswijk en in de bocht bij Zwanenberg reed de trein stapvoets. Ik heb het maar niet gedaan, want we werden zwaar bewaakt. Maar toch. Nou, afijn, ik ben er weer en over een paar dagen ga ik weer aan het werk. We pakken het leven van alledag weer op. Dat is het beste. En die moffen….” Hij zweeg.
Over het korte gevecht bij Brummen wilde hij niks zeggen.

 

 

Het dagelijks leven begon weer op gang te komen. Iedereen ging weer naar zijn werk, maar in zestien Winterswijkse gezinnen werd er gerouwd om de dood van een gesneuveld familielid. Er was ook een jongen uit Ratum gesneuveld en een uit Huppel. Gradus kende de ouders wel en het was voor hen een enorme klap. Alle anderen waren gezond teruggekomen, alleen hun zoon niet.

 

 

Politiek gezien was het afwachten geblazen. Wat zouden de Duitsers in Nederland doen met hun verwoede tegenstanders/ Zouden ze de CPN-ers aanpakken, ondanks het verbond met Rusland? Gradus wist het niet.
Er bestonden twee stromingen in de partij, hoorde ij. Er moest rekening gehouden worden met de brede massa van het volk. Wat dachten die van de Duitsers? De politieke aanvallen op Engeland moesten worden gestaakt en men moest niet langer afgeven op het koningshuis. Daarbij was het zaak aansluiting te zoeken bij anti-Duitse groeperingen, dat was de ene visie. Die van paul de Groot, de machtigste man in de partij, was dat men geen nationale leuzen moest overnemen. De eigen identiteit van de partij moest nog onderstreept worden en als er acties gevoerd moesten worden, zou dit zelfstandig dienen te gebeuren. De CPN zou zich blijven isoleren van anderen. Er moest worden getracht de Duitsers legaal te bestrijden. Vanaf eind juni verscheen het Volksdagblad weer en ook het maandblad Politiek en Cultuur.

In het eerste nummer van het Volksdagblad werd de schuld van de vijfdaagse tragedie – zoals de krant schreef – geheel gelegd bij Engeland en ons eigen kapitalistische systeem. De sociaal-democratische leiders hadden ons land naar de afgrond gebracht. Er werd geen woord kritiek geuit op Duitsland. Wel stond er een zin in het artikel, dat geschreven was door De Groot, die Gradus met verbazing vervulde. “Het Nederlandse volk had steeds en heeft ook thans slechts belang bij vriendschap en vrede met het Duitse volk, evenals met andere volken.”
“Met het Duitse volk? Ja,” zei hij tegen Leida, toen hij het las. “Met de nazi’s? Nee!”

Een paar dagen later echter was het al gedaan met het volksdagblad. De publicaties van de CPN werden verboden.
Begin juli kwam de top van de CPN in Amsterdam bijeen. Besloten werd om het partijbestuur op te hevven en de partij illegaal weer op te bouwen. Op 20 juli werd de CPN door de Duitsers verboden en alle partijgebouwen werden bezet en gevorderd.
Maar ze waren al leeg en verlaten en het bestuur was ondergedoken. Gradus had deze zaken zijdelings vernomen en via de geijkte kanalen had hij het bevel gekregen alle stukken betreffende de plaatselijke afdeling Winterswijk te vernietigen. Ledenlijsten, correspondentie en zo meer. De CPN Winterswijk bestond alleen nog illegaal. Er moesten cellen worden gevormd van vijf man en de strijd ging nu tegen de bezetter, tegen de Nederlandse autoriteiten en het Britse imperialisme.

Het was weer een plotselinge ommezwaai in de partijlijn. Op de dag dat de partij verboden werd, kreeg hij bezoek van de Winterswijkse politie. Van der Goore en Van Drie. Het was zaterdag en Gradus was thuis.

 

“Wij komen in opdracht van de Commissaris van de Koningin, ” zei van der Goore plechtig.
“Geeft die dan opdrachten?” vrieg Kobus ironisch. Hij wist al waarvoor ze kwamen. Ze waren diezelfde morgen ook bij kruse en een paar anderen geweest. Hij was al gewaarschuwd.
‘Hoe bedoel je?” vroeg Van der Goore, die als oud-marechaussee weinig grapjes verstond.
“De koningin zit toch in Engeland?” zei Gradus. ” En de Duitsers zijn hier de baas. Je zult wel uit naam van de Duitsers komen. Als je dat nu zegt, dan weten we waar we aan toe zijn.”

Van der Goore ergerde zich. Altijd die discussies. Ze kwamen de zaak doorzoeken. En al dat gepraat…. Hij ergerde zich ook omdat het inderdaad een opdracht van de Duitsers was, die via Arnhem was verstrekt.
“Wij zijn op zoek naar communistisch materiaal, ” lichtte Van Drie toe. “Jullie partij is verboden en nu moeten wij de ledenlijsten, de verslagen van de vergaderingen, de correspondentie en zo meer in beslag nemen. Dat zou allemaal bij jou zijn. ”
“Wie zegt dat?” vroeg Gradus.
“Jij had toch de leiding over de plaatselijke afdeling, waar anders?”
“Er waren meer leden dan ik alleen en ik ben nooit secretaris geweest.’
“Ons is gezegd dat die spullen hier zijn. Draai er niet omheen, man. We weten al dat het niet bij de anderen ligt. Bij Kruse, bij Van der Plaats of bij Te Poele. Die hadden niks.”
“Daar zijn jullie dus al geweest,” vroeg Gradus naar de bekende weg.
“Zeyr niet,man,” viel van der Goore uit. “Kom op met die spullen. Wij worden ook maar gestuurd. Maak het toch niet zo moeilijk. Je wilt tocj niet dat we het hele huis doorzoeken?”
“Er mocht weer eens een man onder het hooi zitten,” schamperde Van Drie.
“Dan zouden wij die ook vinden en daar hebben ze ons niet voor gestuurd.”

De kaarten waren geschud. Gradus wist hoe de stemming van de agenten was. Ze hadden helemaal geen zin in die opdracht, maar ja, die bezetter…….
En wat konden zij daar tegen doen?
“Kom binnen,” zei Gradus, “de vrouw zal wel koffie hebben. Jullie hebben al een hele tocht gemaakt.”
Leida had inderdaad koffie. Ze had met een half oor gehoord wat de agenten wilden.
Ze moest inwendig een beetje lachen. Alles was verbrand. Vernietigd, zoals het partijbestuur dat bevolen had. Er viel niets meer te halen. Ledenlijsten bestonden niet meer en van de Rode Hulp was nooit een letter op paier gekomen. Ze dronken gezamelijk koffie.

‘Ik heb niets meer,’ zei Kobus toen ze klaar waren. ‘Alles heb ik verbrand. Drie weken geleden. In opdracht van de partij. De partij is opgeheven. Al voordat ze verboden was. De CPN bestaat niet meer, in Nederland niet en in Winterswijk niet, dus…..”
Hij keek de beide agenten aan. Zijn snorharen trilden een beetje. Hij had inwendig plezier. Dit was ook te verwachten geweest. Uit zichzelf zou hij ook alles hebben opgeruimd. Maar verbranden was beter.
“Zo,” zei Van der Goore, “zo…. ,nou afijn. Als dat zo is, dan is dat zo. Waar niets is, daar heeft zelfs de keizer zijn recht verloren. Dan kunnen wij dat melden op het bureau. En aan de Commissaris van de Koningin.” Dit laatste zei hij heel nadrukkelijk.

Van Drie was nog niet telemaal tevreden. “We moesten ook communistische geschriften meenemen en alles wat aan de partij heeft toebehoord. Jullie hadden toch indertijd die schalmeiengroep? Waar zijn die instrumenten?
“Wil de commissaris muziek maken? Vroeg Gradus spottend, “die instrumenten hebben ze toch indertijd gestolen, dat weten jullie toch ook wel?”
“Niet allemaal,” zei Van Drie hardnekkig.
Van der Goore ergerde zich aan zijn collega. Ze hadden allang weg kunnen zijn. Ze hadden hun opdracht vervuld en daarmee basta.
“Er liggen er nog drie,” gaf Kobus toe.
“Dan zullen we die moeten meenemen,” stelde Van Drie vast. Nu ergerde Gradus zich ook. Hij had er in tijden niet naar omgekeken. De groep was allang ter ziele. Daar had Gerit zich vooral mee bemoeid. Maar die woonde hier niet meer en de instrumenten waren in de kast op de deel blijven liggen.
“Ik zal ze halen,” zei hij kortaf en liep naar de deel. Van Drie ging met hem mee. Van der Goore bleef aan tafel zitten. Die maakte zich niet meer zo druk. Die was bijna aan zijn pensoien toe en daar was hij blij om. Hij wilde liever niet de loopjongen zijn van de Duitse machtshebbers. En die kant ging het op. Dat had hij al lang begrepen.

Gradus haalde de instrumenten uit de kast en blies het stof er af. Van Drie wierp een blik in de kast. Er stond een rij boeken op een plank. “Wat zijn dat voor boeken? vroeg hij. Hij pakte er een van de plank. Zonder het antwoord van Gradus af te wachten. “Karl Marx, Das Kapital,” las hij. Er ging hem opeens een licht op. “Die Marx was toch een communist?” vroeg hij.
“Dat kon best wel eens wezen,” antwoordde Kobus, “communist nog voordat de partij bestond.”

“We moesten alle communistische lectuur meenemen,” zei Van Drie, “haal de rest er ook eens uit.” Onwillig voldeed Gradus aan dit verzoek. Het was zijn bibliotheek die hij in de loop der jaren verzameld had. Vooral in de beginjaren. Het waren een twaalftal boeken. De meeste getuigden van een intensief gebruik. “Zwertboek,” las Van Drie, “Mijn reis door Rusland”. Dat is er ook een,” zei hij. Zwertboek was secretaris geweest van de vara en had een reis gemaakt door Rusland. Hij had gebroken met de socialisten.
Voor hem was de Sovjet-Unie ook een heilstaat geworden. Hij had een keer een lezing voor de plaatselijke afdeling van de CPN gehouden. Toen had Gradus het boek van hem gekocht. Hij leurde er ook mee.
“Neem alles maar mee,” zei hij nors, ” als je denkt dat dat moet. Is het niet goed, dan krijg ik ze wel terug. Misschien kun je er zinnige dingen in lezen als je even tijd hebt op de wacht.”
“Ik lees andere dingen,” zei Van Drie, “we moeten dit toch in beslag nemen.”
Gradus liet hem de hele stapel dragen. “Wat een onzin, die boeken.” Maar ze waren van hem, niet van de partij. Niet dat hij er nog veel in las, maar hij ergerde zich toch.
“Dit hebben we ook nog gevonden,” zei Van Drie tegen Van der Goore.
“Communistische lectuur. En die muziekinstrumenten. Dat moeten we allemaal meenemen.”
“Ik hoop dat jullie grote fietstassen hebben,” schamperde Gradus,” anders moeten jullie nog een keer rijden.”
Van der Goore liet Van Drie alles naar de fietsen dragen. Hij stak geen hand uit. ‘Dienstklopper,” dacht hij. “Was dit nu nodig?” Maar ja, hij kon ook niet zeggen dat die zaken hier moesten blijven liggen. Hij kon zijn collega ook niet afvallen.
“Bedankt voor de koffie,” zei hij bij het weggaan. “En als dit allemaal niet nodig is, dan zal ik zorgen dat alles weer terug komt.” Toen gingen ze. Kobus keek hen na.
“Mijn hele bibliotheek, zomaar opgehaald. Zonder meer.” Hij werd langzamerhand toch kwaad.
“Wie had hiertoe het recht? Het waren zijn boeken.
Tja, die muziekinstrumenten, die waren van de partij geweest. Maar dit was diefstal. Diefstal door de overheid, die nu al kroop voor de Duitsers. Dit was het begin…..”

 

De oorlog kwam al heel snel dichterbij. Op 21 juni vielen de eerste bommen aan de Morgenzonweg en er waren drie doden te betreuren. Het was duidelijk dat een deel van de oorlog vanuit de lucht zou worden gevoerd. Dat gold ook voor de Duitsers, die de Engelse steden bombardeerden en aan stalten maakten om Engeland met een invasievloot op de knieen te krijgen, nu Frankrijk gecapituleerd had. Door de successen van de Duitse legers nam het aantal leden van de NSB – die nu duidelijk met de bezetter sympathiseerden – sterk toe. Ook in Winterswijk. Door de oude politieke garde werden ze smalend “de meikevers” genoemd. De politiek van de diverse partijen en haar activiteiten werden zwaar beknot. Maar een nieuwe groepering – de Nederlandse Unie – werd getolereerd en aanvankelijk gesteund door de bezetter. De toeloop was groot, omdat ze deels tegen de NSB was gericht. De Duitse bezetter keek meesmuilend toe. De CPN was in de illegaliteit gegaan, waarbij diegenen die het minst als communist bekend waren, vooral bij de diverse acties werden ingeschakeld. De catergorie waartoe ook Kobus behoorde, was door de acties van voor de oorlog te bekend geworden om veel te kunnen uitrichten. Ze werd bewust buiten veel zaken gehouden. Wel hadden ze, zoals de partijleiding verordonneerd had, kleine cellen gevormd met aan de top een vetrouwensman , die het contact met de anderen onderhield. Gradus en zijn zoon Albert behoorden tot verschillende groepen om eventuele problemen te voorkomen, wanneer een lijn zou worden opgerold. De groepen “sliepen” echter voorlopig. Kruse had bij geruchte iets vernomen en toen hij Gradus in het dorp tegenkwam, – ze zagen elkaar nog maar sporadisch – had hij gezegd: “Houd mij buiten alles. Ik wil niks weten, ik word nog steeds in de gaten gehouden en wat ik niet weet, kan ik ook niet vertellen.”

Gradus had met hem te doen, maar hij was niet van plan om Kruse nog eens in te schakelen. Dat adres was ‘besmet.’ Eind november verscheen het eerste illegale blad van de partij, De Waarheid. Het was vooral Paul de groot die de artikelen schreef aan de hand van de richtlijnen die nog steeds uit Moskou kwamen.
“Het Duits imperialisme mag niet winnen,” schreef De Groot.
“De Nederlandse arbeiders worden dubbel uitgebuit. Door de eigen kapitalisten en door de Duitse kapitaaltrusts. En als Engeland de oorlog wint dan keert het hardvochtige regime van Colijn terug, dat van de Engels gezinde uitzuigers. Nederland mag geen kolonie worden, noch van Duitsland, noch van Engeland. Het fascime mag er niet heersen, er mag geen rassenhaat zijn en de gemeenschap met de bezettingsoverheid is verwerpelijk. De arbeiders in Nederland willen alleen een ding, net als overal ter wereld: ze willen vrede.”
Het was een heel wat duidelijker beleidslijn dan net na de meidagen. In de volgende nummers, die onregelmatig verschenen, werd heftig geprotesteerd tegen de antisemitische maatregelen. De bezetter had vanaf 22 november alle joodse ambtenaren ontslagen en het aantal beperkende maatregelen nam voortdurende toe. Mede door instigatie van de CPN in Amsterdam brak daar in februari 1941 een grote staking uit. De aanleiding was eigenlijk een loonkwestie geweest maar uiteindelijk namen de Amsterdammers de discriminerende maatregelen tegen de joden niet meer. De staking werd hardhandig gebroken en drie aanstichters werden met 15 anderen, die zich elders tegen de Duitsers hadden verzet, gefusilleerd. Het werd ernst. In Winterswijk was er begin november een conflict geweest over aanplakbiljetten, die wierven voor de SS en die opgehangen zouden worden in de landbouwwinterschool. De directeur van de school, ir. B.De Hoogh, weigerde dit categorisch. Hij werd gearresteerd en pas een maand later weer vrijgelaten. De sfeer werd steeds grimmiger.
Dat merkte Gradus ook aan den lijve toen hij begin maart van het jaar 1941 werd gearresteerd. De arrestatie kwam voor hem niet geheel onverwacht. Het was duidelijk dat zijn activiteiten van voor de oorlog bij de Duitsers niet onbemerkt waren gebleven. Het was ook bekend dat de nazi’s een uitstekend lange-termijn geheugen hadden en dat hun rechtssysteem met behulp van de Gestapo en de Sicherheits Dienst, de SD , langzaam maar grondig maalde.

 

Gunnink en Hofstraat kwamen hem ’s zaterdagsmorgens al vroeg halen.
Gradus en leida waren nog maar nauwelijks wakker, toen ze aan de deur klopten.
“We moeten je arresteren, zei Gunnink, toen Grauds opendeed. “De Sicherheitspolizei in Arnhem wil je spreken. Je moet onmiddelijk meekomen.”
Gradus schrok en Leida nog harder. “Wat heeft hij dan gedaan? Vroeg ze, “we hebben niets te verbergen.”
“Dat weet ik ook niet,” zei Gunnink. “Hij moet in elk geval mee naar Arnhem voor verhoor. Of ze je daar willen houden,” zei hij tegen Gradus, “dat weten wij ook niet. Dat hangen ze ons niet aan de neus.”

 

Gradus maakte zich klaar, nam afscheid van Leida en zei: “Ik hoop dat ik vanavond terug ben. De maand maart begint al goed. Nou, misschien tot vanavond. Ik weet ook niet wat ze te vragen hebben.”
Hij ging mee en leida bleef verslagen achter. “Zou hij inderdaad vanavond terugkomen?” Ze hoopte het intens, maar in haar hart leefde een zekere angst, dat dit niet zo zou zijn.
Op het politiebureau op de Balinkes was het kortbeek, die hem meenam naar de trein. De fiets werd in de stalling van het politiebureau gezet. Ze liepen naar het station en even later zaten ze in de trein naar Arnhem.
“Je loopt toch niet weg? vroeg Kortbeek, toen de trein vertrok, “dan hoef ik je geen boeien aan te doen.”
“Ik kan uit de trein springen,” reageerde Gradus. Hij wist hoe Kortbeek over die dingen dacht. Die moest niets hebben van de nieuwe machthebbers. Maar dienst was dienst en hij kon hier ook niet onderuit. Ze praatten wat onderweg en rookten. De reis duurde Gradus lang. Hij keek uit het raam en vroeg zich af of hij hetzelfde landschap die dag nog terug zou zien. Of zouden ze hem daarginds houden? Hij wist niet waar ze op uit waren. Wat wilden ze weten en wat wisten ze? Gerust was hij niet.
In Arnhem liep Kortbeek met hem naar de villa aan de Utrechtseweg waar de Sicherheitspolizei gezeteld was. Kortbeek meldde zich bij de wacht, waar een papier werd ingevuld, waarin stond dat hij Gradus Kobus had afgeleverd.
“Hou je taai, ” zei Kortbeek tegen Gradus, “laten we hopen tot vanavond.”
Toen ging hij weg en Gradus werd naar een ruim vertrek geloodst, waar meer mensen zaten te wachten.
“Wachten tot je opgeroepen wordt,” snauwde de politieman die hem binnengebracht had, “en het is hier verboden te roken.”
De al aanwezigen keken hem ongeinteresseerd aan. Ze hadden genoeg aan hun eigen zorgen. Gradus had er misschien een half uur gezeten toen een andere politiebeambte hem kwam halen.
“Mitkommen,” zei die. Het was kennelijk een Duitse. Hij bracht hem naar een vertrek, waar een man in een Duits politie-uniform achter een groot bureau zat. ‘Hauptscharfuhrer Becker’ had Gradus op een bordje op de deur zien staan.
“Haftling Kobus,” kondigde de maan aan die hem gebracht had. Er stond geen stoel aan zijn kant van het bureau en Kobus begreep dat hij moest blijven staan. Achter hem bij de deur bleef zijn begeleider wachten.
Hauptscharfuhrer Becker die aantekeningen zat te maken op een stuk papier bleef even doorschrijven. Toen vouwde hij het papier op en commandeerde met zijn ogen de man bij de deur voor zijn bureau. Die wa goed afgericht, hij nam het briefje in ontvangst en verdween daarmee.
Toen pas keek Becker Gradus Kobus aan. De man had zijn haren glad achterover gekamd, bijna plat op zijn hoofd geplakt en uit een vol gezicht keken een paar koude, grijze ogen hem aan.
Lang en doordringend. Gradus keek terug, maar zorgde er wel voor de man niet te uitdagend aan te kijken. Hij keek langs hem heen naar een schilderij dat aan de muur hing.

“Jij bent Kobus, Gradus Kobus? ” vroeg de man met een iets te hoge, geknepen stem. Gradus was verrast. De man sprak Nederlands. Hij had het verhoor in het Duits verwacht, dan had hij soms net kunnen doen alsof hij een vraag niet goed verstond. Toch zat er een Duits accent aan de stem.

Gradus Kobus kon niets anders dan toegeven dat hij Kobus was. De man keek weer in zijn papieren. Gradus moest herhalen wat zijn beroep was en zijn leeftijd. Het stond allemaal op papier.
Ook dat zijn politieke gezindheid communsit was en in welk jaat hij lid was geworden. Gradus kon dit alles alleen maar beamen. De politie was goed geinformeerd. Het was ook duidelijk de bedoeling om dit te laten merken. Opeens kwam er echter een andere vraag.
“Jij kent een zekere Aldenkamp uit Enschede?”
Het was meer een constatering dan een vraag. Ontkennen had geen zin, bedacht Gradus zich meteen. “Ik ken hem. Hij is lid van de gemeenteraad van Enschede geweest en zat ook in de Staten van Overijssel.”
“Juist,” zei Becker, “waar ken je hem van?”
“Hij heeft in Winterswijk wel eens een inleiding gehouden op onze partij-avonden. Daar ken ik hem van.”
“En nergens anders van? “Becker keek hem strak aan.
“Ik sprak hem daar alleen maar.”
“is hij nooit bij jou thuis geweest? In…..” – hij keek even op zijn papier – “in Meddo?”
“Nooit,” zei Gradus naar eer en geweten. “hij is nooit bij ons geweest. Ik ken hem maar oppervlakkig.”
“Ook niet van de Rode Hulp?” De man keek weer alsof hij Gradus binnstebuiten wilde keren.
“De Rode Hulp?”vroeg hij. Hij wilde tijd winnen.
“Maak mij niet wijs, dat he niet weet, wat dat is,” zei Becker scherp.
“De organisatie, die vluchtelingen uit Duitsland, Kommunistische Verbrecher,” – hij noemde opeens het Duitse woord – heeft weggewerkt.”
“Ik heb ervan gehoord, ‘ zei Gradus, “maar daarover heb ik nooit contact gehad met die Aldenkamp. Dat waren mijn zaken niet.”
“O nee?” zei de man langgerekt, “Meddo 229 is bij ons een bekend adres voor dat soort zaken. Er is nooit een Duitse vluchteling aan de deur geweest?” Hij vroeg het sarcastisch.
“Er kwamen wel Duitsers bij ons. Ik heb een grenswinkel gehad en daar kwamen veel Duitse klanten.”
“Een handige manier om veel te verbergen. ‘ zei Becker sarcastisch . “Hoorde daar ook een zekere Kretschmer bij?” Hij keek weer op van zijn papier. “Eind juli 1939/”
“Kretschmer?” vroeg Kobus verbaasd. “Die naam ken ik niet.” Toen hij dat gezegd had, schoot hem opeens de naam Muller te binnen, die door Albert was weggeloodst. Die had zijn werkelijke naam niet gezegd.
“Die Kretschmer werd in Dorsten gezocht voor allerlei zaken die gericht waren tegen het rijk van de Fuhrer. Wij wten dat hij naar Holland is ontkomen, wij weten ook dat hij ergens in Winterswijk over de grens is ontsnapt. Daar heeft hij hulo gehad, werd ons verteld.” Hij wachtte even. “Jij hebt hem weg geholpen.’ Hij boog zich voorover, alsof hij Gradus aan wilde vliegen. “Jullie groep heeft hem weggeholpen, naar Aldenkamp in Enschede.”
Gradus deed onnozel. ‘Ik heb nooit een Kretschmer bij mij in huis gehad.
Ik weet niets van die man en ik weet ook niet hoe iemand anders van Winterswijk naar Enschede komt dan met de bus van de GTW.”
“Je liegt!”schreeuwde Becker opeens. “Je liegt. Ik zal je laten opsluiten, als je niet met de waarheid voor de dag komt.”
“Ik lieg niet,” zei Gradus kalm. “Ik ken geen Kretschmer en ik heb die man nooit gezien. Het kan zijn dat hij ooit in mijn grenswinkel is geweest, maar dan heeft hij alleen tabak gekocht of iets anders. En mijn klanten zeggen nooit hoe ze heten.” Hij keek Becker aan. Schijnbaar gerust , zonder angst te tonen. Dus daar ging het om. Dat was kennelijk een belangrijke vogel geweest, die uit de kooi was ontsnapt.
“En indertijd Seifert?’ Becker gooide het nu over een andere boeg. “Die is wel bij ons thuis geweest, ” zei Gradus, “dat was een jaar of zes geleden, maar daarvoor heb ik mijn straf gehad. Na die tijd heb ik zoiets nooit meer gedaan. Ik was bang dat ik uit het grensgebied zou worden verbannen en dat wil ik niet. En die andere man….die is nooit bij mij thuis geweest.”
Becker keek hem even aan, krabbelde een paar dingen op papier en zei onverwachts: “We zullen het hier maar bij laten. Jij loopt toch niet weg.
Jullie communisten zitten allemaal in de val. We zullen jou nog wel eens een keer “vorknopfen”.
Hij gebruikte opeens de Duitse term, die Gradus niet helemaal begreep. Maar wel vermoedde hij, dat ze hem nog een keer wilde verhoren. Onder handen nemen. “Binnenkort hoor je nog wel van ons.”
het klonk dreigend. Becker drukte op een knop en de man die Gradus binnen had gebracht, verscheen weer in de deuropening.
“Dieser Kobus kann gehen, “zei hij tegen de beambte. Toen keek hij weer in zijn papieren en keurde Gradus geen blik meer waardig.
De beambte nam hem mee en bracht hem naar de wacht die de deur voor hem opendeed en Gradus stond buiten in de helle maartzon. Het was koud buiten. Het had die nacht gevroren, maar dat was het niet alleen. De kou kwam ook van het verhoor en de verholen dreiging om hem mog eens aan de tand te voelen.
Kennelijk wisten ze nog niet alles, of ze hadden de tijd.
Hij kon inderdaad niet weg. Het enige wat hem misschien nog beschremde, was het monsterverbond tussen Duitsland en de Sovjet-Unie. Het waren geen vrolijke gedachten die door zijn hoofd spookten, toen hij weer in de trein zat op weg naar huis. Dat hij vandaag weer naar huis kon, was het enige plezierige. Over het andere sprak hij thuis niet. Daar moest hij eerst over denken.
Bij Leida overheerste de vreugde. Gradus was terug. Ze hadden hem niet gehouden in Arnhem. Ze hoorde echter maar bij stukjes en beetjes hoe het verhoor verlopen was. En ook zij maakte zich ongerust, toen ze alles wist.

 

 

 

Gradus hield de politieke toestand en de militaire situatie goed bij.
Hij volgde de gebeurtenissen met aandacht, luisterde naar de radio en las de kranten goed. Ook soms tussen de regels door wat er niet percies geschreven stond. Maar metalle overdrijving van Duitse kant moest hij tot de conclusie komen dat zij de wind mee hadden. Alles wat ze ondernamen, scheen te lukken.
Op 6 april 1941 was er een incident in Winterswijk. Burgemeester Kneppelhout, die in 1938 Bosma was opgevolgd, werd gearresteerd. Hij had al wat strubbelingen gehad met de bezetters, omdat het jaar tevoren, op 5 augustus, de verjaardag van prinses Irene, in hotel Stad Munster een klein feestje was gevierd.
En op 31 augustus, de verjaardag van Koningin Wilhelmina, was hij te laks opgetreden tegendiegenen die al te duidelijk oranje toonden.
Nu was de directe aanleiding een propagandaplaat tegen Engelenad en het Engelse volk. Die was onder andere op de kerkdeur geplakt en omdat het geen officieel overheidspamflet was, werd dat op last van de burgemeester verwijderd. Het was zondag en de kerkgangers zouden er zich aan kunnen storen. De dag erop moest burgemeester Kneppelhout zich bij de Sicherheitspolizei in Arnhem melden en werd vastgehouden. Albert kwam met het verhaal.
“Een domme geschiedenis,” vond die, “ze zouden hem al wel langer zoeken.” En Gradus was het daarmee eens.

Burgemeester Kneppelhout werd onmiddelijk geschorst en er moest een plaatsvervanger komen.
“Nu heeft de NSB een kans, ‘ vond Gradus, “en dan zullen ze Bos wel naar voren schuiven. Dan hebben ze hun zin en wordt Winterswijk volgens de nationaal-socialistische beginselen geregeerd.”
Dat bleek echter niet het geval te zijn. Mr. J.Voorink, een plaatselijk advocaat, werd als waarnemend burgemeester benoemd. Niet naar de zin van de nazi’s, maar zo werd van hogerhand beslist.
Intussen had Duitsland weer op een paar fronten gewonnen. Roemenie, het land dat de Duitsers de benodigde olie leverde, had zich aangesloten bij het drievoudig verbond van Duitsland, Italie en Japan. Joegoslavie eerst ook, maar een binnenlandse opstand deed die toezegging teniet.
Bulgarije had zich eveneens bij Duitsland aangesloten.
Hitler had het balkangebied nodig om Griekenland te kunnen aanvallen.
Dat land had het Italie moeilijk gemaakt, toen Mussolini via Albanie Griekenland was binnengevallen.
De Duce had hulp nodig, temeer omdat de Engelsen op hun beurt de grieken steunden. In Noord-Afrika hadden de Italianen zich ook terug moeten trekken voor de Engelsen onder Wavel.
Hitler stuurde zijn Afrikakorps en dat dreef op zijn beurt de Engelsen weer terug in de richting van Egypte.
Gradus hield het allemaal bij en hij werd er niet vrolijker van.
De Duitsers schenen nog steeds te winnen.
Joegoslavie werd met een bombardement op Belgrado hardhandig tot de orde geroepen. Dat was begin april geweest.
Het land werd door de Duitsers onder de voet gelopen. En toen Duitse parachutisten eind mei bij verrassing het eiland Kreta veroverden, was het met de tegenstand van Griekenland ook gebeurd en de Engelse hulptroepen konden maar ternauwernood het land verlaten.
Zo was de toestand in het voorjaar van 1941. Duitsland beheerde de hele Balkan en het westen van Europa met uitzondering van Engeland en Portugal, dat neutraal bleef en dus niet bij de oorlog betrokken was.
Zelfs Franco hield zich met Spanje afzijdig. Het enige lichtpuntje was dat op 10 mei, precies een jaar na de inval van de Duitsers in Nederland, Rudolph Hess, een van de naaste medewerkers van de Fuhrer, naar Engeland uitweek. “Om te proberen vrede te sluiten,” zei men. “Hess was het slachtoffer van hallucinaties, waaraan hij al jaren geleden had,” luidde de officiele Duitse versie van het gebeuren.
“Een van de naaste medewerkers van Hitler, die aan hallucinaties lijdt,” hoonde Gradus, toen hij het las. ‘Ze lijden allemaal aan hallucinaties, maar er is niemand die die gekken tot dusverre stoppen kan.”

Op zondagmorgen de 22 juni viel Gradus bijna van zijn stoel, toen hij de radio aanzette voor de nieuwsberichten. Er klonk fanfaregeschetter uit het toestel en het ene officiele communique na het andere werd voorgelezen.
Duitsland had Rusland de oorlog verklaard en de Duitse troepen, die zij aan zij vochten met de Roemeense en Finse hulptroepen, hadden de Russische grens overschreden.
De troepen hadden overal de grensstellingen al doorgebroken en rukten zegevierend op naar verder gelegen doelen.
Er werdenal namen genoemd als Minsk en Riga, zelfs Kiev kwam binnenkort in zicht.
Het was nauwelijks te geloven. Er waren enkele weken daarvoor al grensincidenten geweest en de Sovjet-Unie zou op aanstichten van de oorlogshitsers in Engeland het plan hebben opgevat om Duitsland aan te vallen.
Duitsland had nu de zekerste weg gekozen door zelf het initiatief tot de oorlog te nemen. Het zag er naar uit dat de oorlog niet lang zou duren.
Stalin zou ten koste van het verlies van gebieden in het westen van Rusland en van de Baltische staten best bereid zijn om snel vrede te sluiten.
Het Duitse leger rukte in drie grote legergroepen op. De groep Midden, die Moskou als einddoel had; de groep Noord, die zich voorlopig zou richten op Leningrad, en de groep Zuid, die door zou moeten stoten tot in de Kaukasus, waar zich de rijke olievelden bevonden.
Uiteindelijk zou een sterke verdedigingslinie worden gevormd, die van Archangelsk tot de Kaspische Zee zou reiken.
Gradus moest er een oude schoolatlas bijhalen om te begrijpen hoe alles liep en wat de doelen waren. Hij zat de halve dag aan de radio en luisterde met verbijstering. Wanneer hij alles geloven moest, was de hele veldtocht een wandeling.
‘Napoleon heeft zich indertijd ook verslikt in Rusland,” zei hij tegen Leida, die maar met een half oor naar het geweld op de radio luisterde. Hij had nog goede herinneringen aan wat de oude schoolmeester over 1813 had verteld. Dat had eerst ook een grote overwinning geleken, die uiteindelijk was uitgemond in een smadelijke nederlaag voor Napoleon.
Maar nu?
De tijden waren veranderd en Hitler had een sterk leger. Het leek of Rusland niet op een oorlog was voorbereid. Of wilden ze de Duitsers ver in hun land lokken en hen dan verpletterend verslaan?
Hij wist het niet. En omdat hij zich grote zorgen maakte – welke consequenties had deze overval op hen, de oude CPN – ging hij naar de eenden en maakte het hok schoon.
Op zondag, al kon hem dat persoonlijk niet veel schelen. Voor de buurt deed hij dit soort dingen meestal niet.
De volgende dag -Gradus ging normaal op karwei – las hij de koppen in het Nieuws van de dag. Hij zat in een cafe voor een kop koffie met tevens het doel de kranten te lezen. Grote koppen schreeuwden: ‘Duitsland en Italie in oorlog met Sovjet-Rusland’.
En daaronder: ‘Finse en Roemeense legers strijden aan de zijde van de Asmogendheden’.
De Fuhrer had ook een dagorder gericht tot de soldaten die aan het oostfront vochten. De laatste woorden daarvan luidden: ‘Hiermede aanvaardt gij een harde en verantwoordelijke strijd. Want het lot van Europa, de toekomst van het Duitse Rijk, het bestaan van ons ganse volk, liggen thans alleen in uw hand. Moge God ons allen in deze strijd bijstaan’.

Gradus smeet de krant aan de kant. Hoe durfde die man er ook nog God bij te halen. De meest duivelse mand die er was.
“Wie hadt dat nu verwacht,” zei de cafehouder, die kennelijk over de nieuwe ontwikkelingen wilde praten.
“Ik niet,” zei Gradus, maar verder deed hij er het zwijgen toe.
Hij liet zich in het openbaar niet uit over politieke ontwikkelingen: hij was voorzichtig geworden.
Ook die maandag bleef de radio de meest glorieuze ontwikkelingen melden. Telkens afgesloten met een triomfantelijke fanfare.
“Het Duitse legerbericht meldt, “klonk het en dan werd er weer een Russische plaats genoemd, die in Duitse handen was gevallen en het aantal tanks dat was vernietigd of vliegtuigen die nog op de vliegvelden stonden en vernield werden, nog voordat ze konden opstijgen. Het was een nieuwe ‘Blitzkrieg’.
Leida begon er die avond over.”Bu Rusland in oorlog is met Duitsland en het bondgenootschap is verbroken, welke consequenties heeft dat dan voor jullie?”
“Wat bedoel je?” vroeg Gradus onnozel.
“Je weet best wat ik bedoel. De top van de partij. De Groot en Dieters, is allang ondergedoken. Die krijgen ze niet. Maar jullie, de gewone communisten, die zich altijd hebben ingezet voor de partij. Jij bent niet onbekend en hebt al een paar keer een aanvaring gehad met de overheid. Bestaat er geen kans dat ze jullie nu gevangen zetten?”
Gradus probeerde een vrolijk gezicht te zetten. “Dan komen ze in Nederland cellen tekort.”
“En in kampen?” vroeg leida door. ‘Ze kunnen toch kampen bouwen? Net als in Duitsland. Ik ben er niet gerust op.”
“Ze zullen ons wel laten lopen. Ja, de top van de partij, het is goed dat die is verdwenen. Die zouden ze nu al wel gearresteerd hebben. Maar ons, die kleine plaatselijke communisten, wat voor gevaar hebben ze daar nu van te duchten?”
Hij praatte een beetje tegen beter weten in. “Moet ik dan ook onderduiken?
Mij verstoppen in de schuur? Dan kun je mij eten komen brengen in het hooi….” Hij lachte.

“Maak er maar gekheid van,” zei Leida. “de Duitsers zijn onberekenbaar en misschien denken ze nog wel een appeltje met jou te schillen te hebben.”
“Het zal zo’n vaart niet lopen,” meende Gradus, “voorlopig hebben ze nog andere zorgen aan hun hoofd. Misschien komt in Rusland binnenkort toch de tegenslag. Ik geloof nooit, dat de Sovjets zich zo zonder meer onder de voet laten lopen. Ze hebben dit toch ook aan zien komen? En het is een groot land. De Duitsers verdwalen er in.”
Toen pakte Gradus de krant en las de jubelende koppen. Maar dat was ook geen vrolijke lectuur en de laatste nieuwsuitzending meldde alleen maar nieuwe overwinningen.

 

De woensdagmorgen daarna kwamen ’s morgens vroeg – voordat Gradus naar zijn werk was – de agenten Gunneink en Van der Zwart bij Kobus aan de deur. Ze hadden net het ontbijt op.
Gradus was bezig om de spullen bij elkaar te zoeken, die hij die dag nodig zou hebben. Leida had zijn broodtrommel gevuld en hem een drinkbusje met koffie klaargemaakt. Hij zou de hele dag wegblijven. Middageten kreeg hij wel bij de boer waar hij werkte.
Dat was zo de gewoonte, maar tijdens de schafttijd moest hij toch ook wat te eten hebben. De koffie was misschien niet nodig.
Leida keek verwonderd op, toen ze beide agenten binnen zag komen.
Gunnink voorop.
“Wat is er aan de hand?” vroeg ze, “wat moeten jullie al zo vroeg hier?”
Ze schrok ervan. Dat kon nooit veel goeds betekenen. Zou Gradus weer verhoord moeten worden?
We komen voor je man, ” zei Gunnink kortaf.
Leida had even de neiging om te zeggen dat hij al naar zijn werk was, maar geloofwaardig was dit niet, want ze hoorde hem stommelen op de deel en de agenten zouden dat ook wel horen.
Gradus kwam trouwens op dat moment de keuken binnen. Hij keek ook verwonderd op, toen hij het vroege bezoek zag.
‘Wat hebben we nu weer uitgevreten?” deed hij nors en wat onverschillig, maar zijn hart bonsde hem in de keel.
“Ze komen me halen,” dacht hij meteen.
“We moeten je arresteren, Kobus,” zei Gunnink. “Je moet mee. Je moet je melden in Arnhem bij de Sicherheitspolizei. Daar willen ze met je praten.
Dit is een bevel uit Arnhem,” voegde hij er overbodig aan toe.

 

 

UIT: DE RODE DRAAD – EEN POLITIEK HISTORISCHE ROMAN – VER.HET MUSEUM – HENK KROSENBRINK

E-mail: boekverkoop@vereniginghetmuseum.nl

 

 

 

 

wordpress com stats

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *